Aangepast toegangsbeleid universiteitsbibliotheken lijkt definitief
Het is rustig op de Drift in Utrecht. Normaal gesproken is het dringen geblazen tussen acht uur en half negen s ’ochtends tijdens de tentamenperiodes. Het beeld van dringende studenten voor een klapdeur, smachtend naar een studeerplek voor die dag was vertrouwd. Zo erg zelfs, dat de Universiteit besloot om een halt toe te roepen aan de toestroom.
Afgelopen najaar begon een pilot om tijdens de tentamenperiodes alleen toegang te verlenen tot de universiteitsbibliotheken voor studenten en medewerkers van de universiteit.
Uit onderzoek bleek dat 40% van de bezoekers van buiten de universiteit komt. Nadelig dus voor de eigen studenten. Het aantal bezoekers van de bibliotheken stijgt al jaren. In vijf jaar tijd groeide de stroom van 1,2 miljoen naar 1,8 miljoen bezoekers per jaar. De universiteit probeerde de toestroom op te vangen door meer plekken aan te bieden en de openingstijden te verruimen. Maar de piek was bereikt volgens collegevoorzitter Anton Pijpers.
De eerste proef liep van 15 oktober tot en met 8 november en werd later opnieuw ingevoerd tussen 7 en 31 januari. Vorige maand verscheen het bericht dat het beleid heeft geleid tot de resultaten die de universiteit wenste. Het college van bestuur gaf aan de resultaten te evalueren en daarna officieel te bekrachtigen. Wanneer dat is, daar kon de universiteit nog niet op reageren.
In die tussentijd ontving de universiteit 40 klachten.
Oud-studenten, studenten en scholieren van andere instellingen die aangaven
geen alternatief te hebben en van bezoekers met een betaalde pas die er niet
meer terecht konden.
De beslissing van de universiteit liet flink wat stof opwaaien. Studentenorganisaties
riepen in een open brief op om een beter studieklimaat te creëren voor elke
student en samen te werken om tot voldoende studieplekken te komen. ‘We kunnen
concluderen dat de huidige studieplekken voor scholieren en studenten niet
volstaan; zowel in aantallen, als qua bereikbaarheid, studieomgeving en
openingstijden’, stelden de briefschrijvers.
Hoe reageren de hogescholen?
