Zijn we met z’n allen meer aan het staken?

De leraren de straat op, klimaatmarsen, de gele hesjes die overwaaien vanuit Frankrijk, het treinpersoneel, de politie. Het lijkt elke week wel raak te zijn. Google eens ‘stakingen’ en de nieuwswebsites komen niet eens meer een enkel nieuwsbericht, maar meteen een link naar een overzicht metalle  artikelen over stakingen.

Het CBS becijferde vorig jaar al dat Nederland in 2017 niet meer zoveel staakte sinds 1989. In 2017 gingen er 306.000 arbeidsdagen gingen verloren. Een forse toename ten opzichte van een jaar eerder, toen er slechts 19 duizend dagen verloren gingen.

Sjaak van der Velden staat bekend als de ‘stakingsexpert’ of de ‘vakbondshistoricus’ van Nederland. Hij schreef diverse proefschriften over stakingen in Nederland. Zijn beeld over of we meer aan het staken zijn ligt wat genuanceerder.

Zijn we meer aan het staken?
Het lijkt er wel een beetje op, maar ook weer niet helemaal. Vorig jaar kwam het CBS met het grootste aantal in jaren. Ik geloof dat alleen het aantal met drie of vier was gestegen, maar de andere indicatoren zoals het aantal stakers en de verloren arbeidsdagen stegen wel. Dat kwam allemaal door één staking en dat was die van het onderwijs. Die slokte alles op. Maar op een totaal aantal stakingen van dertig is een stijging van vier natuurlijk wel aardig, maar niet dat je kan spreken van een enorme stijging.

Over 2018 zal het ongeveer op hetzelfde aantal uitkomen. Ik schat ietsjes lager, maar we zijn nog niet helemaal klaar met het onderzoek. Zoals het er nu naar uitziet komen we in de buurt. Verwacht geen enorme stijgingen, want het aantal stakers en gestaakte dagen daalt.

2019-04-11_2127png

Zitten er wel verschillen in bijvoorbeeld de beroepsgroepen die staken?

Een groot aandeel van 2017 was vanwege het onderwijs. Drie stakingen van 40.00 man dat tikt lekker aan. Vorig jaar was de staking in de metaalsector vooral opvallend, die echt maanden duurde en pas dit jaar eindigde. Dat was een bijzonder conflict. Ze hebben niet allemaal maanden het werk neergelegd, maar was er sprake van estafettestakingen.

Ook politieagenten, ambulancebroeders en universitaire docenten staakten, dat gebeurt niet vaak.

Dat zijn groepen, bij universitair docenten ligt dat nog wat anders, maar politieagenten en mensen in de verpleging, die kunnen niet zomaar het werk laten liggen. Dat zullen ze dan ook niet zomaar doen.

Een van de problemen bij stakingen in het onderwijs, vooral bij primair onderwijs, is dat de mensen zeggen; en die kinderen dan? Of de ouders? Dat heb je altijd met stakingen in de publieke sector. Dat heeft directe invloed op een hoop mensen. Dat is in de industrie veel minder.

Kan je stellen dat als die beroepsgroepen staken, dan is er echt wat aan de hand?

Ik snap de gedachte, maar ik zal niet zeggen dat er bij andere beroepen die staken dan minder aan de hand is. Die kunnen alleen wat makkelijker zeggen om de boel de boel te laten. Van ambulancepersoneel kan je niet verwachten dat ze ineens zeggen ‘we stoppen ermee’. In de haven kan dat wat makkelijker. Dan hebben de mensen er minder emotie mee.

Wat is uw verklaring van de stijging? Het gaat immers goed met Nederland.

Misschien wel juist daarom. Want het gaat goed met de economie, dat lezen we overal. Maar we zien ook dat het loonniveau, en dat blijkt uit allerlei onderzoeken, bijna 40 jaar vrij stabiel is gebleven en zich niet heeft ontwikkeld. Mensen hebben het beter omdat ze met z’n tweeën werken, maar niet omdat het loon van het individu gestegen is. Het is logisch dat mensen in economische voorspoed dat ook willen terugzien op hun salarisstrook. Over het algemeen in elke theorievorm over stakingen wordt gezegd wanneer het goed gaat, dat er meer gestaakt wordt en als het slecht gaat wordt er minder gestaakt, wat dan zijn mensen bang hun baan te verliezen.

200 Taxichauffeurs staken 17 september 1965jpg
200 Taxichauffeurs die staken op 17 september 1965.

Heeft het zin om te staken?

Meestal komt er niet volledig uit wat de stakers eisen, maar wel een deel. 10% van de stakingen wordt volledig gewonnen. Dat de mensen dus hun zin krijgen. Maar in totaal heeft zo’n 60% enig resultaat. Waarbij je kan zeggen dat je meer hebt dan daarvoor. Het CBS registreert dat overigens niet meer, omdat dat het moeilijk is om te controleren, want alle partijen zeggen dat ze ‘gewonnen’ hebben. Bij ons krijgen de meeste stakingen het oordeel dat er een schikking is getroffen.

Er komt altijd naar boven dat Nederlanders zo weinig staken ten opzichte van Frankrijk bijvoorbeeld. Klopt dat?

Ja, dat blijkt uit alle internationale cijfers. Nederland is over het algemeen een land waar weinig gestaakt wordt. In Frankrijk en België wordt veel meer gestaakt. In Duitsland heel vroeger ook, maar na de oorlog is dat niet meer teruggekomen.

Waarom loopt Nederland in de achterhoede?

Daar zijn veel theorieën over. Er wordt vaak gewezen op het poldermodel, waar er vaak gedacht wordt aan 1982. Maar eigenlijk ontstond dat na de Eerste Wereldoorlog. Toen waren er al aanzetten tot een poldermodel waarbij de regering, werknemers en werkgevers bepalend waren en de vakbonden zich daar ook bij neerlegden. De vakbeweging in Nederland is betrouwbaar en zal niet snel iets afspreken en een dag daarna iets anders eisen. In Frankrijk heerst er een enorm verdeelde vakbeweging. Daar kun je dus afspraken maken, maar de ander kan zich daar niets van aantrekken.

Er zijn ook algemene theorieën over onze volksaard, dat we meer uit zijn op samenwerking in plaats van conflict. Dat kan ook, maar dat zijn vaak moeilijke discussies. Want we hebben ook grote conflicten gehad.

We zijn ook veel meer een handelsland qua economie. Als je dat vergelijkt met België, wat vooral draait op industrie. In handel moet je natuurlijk veel meer samenwerken dan in de industrie. Daar spelen dat soort factoren ook een rol. Maar goed, over het hele verschijnsel is het laatste woord onder historici en sociologen nog niet gesproken.